John Martyn En De Kietsj
Het was opvallend, dat een deel van het publiek het er maar moeilijk mee had, gisteravond. De versterkte gitaar van John Martyn joeg nogal wat lieden (door de geitenwol geverfde folkfans?) voortijdig de zaal uit. Toch getuigde Martyns visie op de elektrische gitaar van een, toegegeven, bescheiden originaliteit. Hij werkt met tonen die breed, vet en donker worden uitgesmeerd en door de echomachine worden gemangeld. Zijn spel wordt voorts gekenmerkt door een effectief gebruik van de dynamische mogelijkheden van het instrument. Daardoor ontstaat een orkestraal effect; het resultaat lijkt vaag verwant aan de minimal music van Riley en Reich. Maar de verwantschap met het Harry Sacksioni-Jan Akkerman idioom is minstens even duidelijk. Inderdaad, John Martyn stapt nogal eens over de grenzen van de 'goede smaak' onbekommerd de kitsch binnen. Al doet hij dat dan op een wat originelere, meer muzikale manier.
Op de akoestische gitaar klonk Martyn aanzienlijk conventioneler. Kleurlozer, zijn stem had, het hele optreden door, een overwegend versierende functie. Veel bereik heeft de zanger trouwens niet. Toch schijnt de faam van John Martyn in bepaalde kringen de vormen van een cultus te hebben aangenomen: van een in eigen beheer opgenomen en uitgebrachte langspeler, Live At Leeds (Who heeft die titel eerder gebruikt?), wist de gitarist ruim vijftigduizend exemplaren te slijten.
In het voorprogramma speelde de Ierse groep Scullion. Dit viertal maakte hechte muziek die tussen de folk en de folkrock pendelde. Aanvankelijk klonk de formatie uitgesproken saai, maar gaandeweg kwam de zaak toch wat onder spanning te staan. Erg opwindend werd het evenwel niet.
E.D.