Amsterdam, Melkweg, 8 Feb 1985

11 Feb 1985
Trouw
Stan Rijven
John Martyn: intense warmte
door Stan Rijven
AMSTERDAM- Anton Corbijn, onze meest prominente popfotograaf, staat erom bekend dat hij in portretten de ziel van willekeurig welke muzikant weet bloot te leggen.
picture
John Martyn ...aards en mystiek tegelijk...
foto: Lex van Rossen

Eén van zijn meest ontroerende werkstukken maakte hij met de Schotse zanger/ gitarist John Martyn. Corbijn laat Martyn poseren in monnikspij, de grote kap verleent het gezicht het aura van een mysticus terwijl de lege ruimte met het kale bankje waarop Martyn gezeten is, de desolate sfeer van teruggetrokkenheid nogmaals benadrukt.1

Wie het werk van Martyn sinds 1967 heeft gevolgd kan niet anders dan beamen: 'ja dat is hem'. Begonnen als folkzanger ontwikkelde Martyn in de loop van de jaren zeventig een geheel eigen stijl, die voor de luisteraar het beeld oproept van een Einzelgänger op zoek naar het onzichtbare. Hij tovert je droombeelden voor in sferische klanktaferelen ondersteund door open gitaarakkoorden die vervormd en vermenigvuldigd het onaardse karakter versterken. Daaroverheen zingt, beter gezegd, zegt hij op hartverscheurende wijze strofen tekst die als rituele bezweringen uit zijn gepijnigde ziel opstijgen.

Tijd en trend ten spijt blijft Martyn zich vernieuwen, zonder het unieke wat hem aankleeft te verliezen. In zijn laatste plaat Sapphire; de aanleiding voor een kleine toernee die hem vrijdag naar De Melkweg in Amsterdam bracht, zitten heel listig drumcomputers en synthesizers verwerkt, als hedendaagse hulpmiddelen bij zijn tijdloze muziek.

De vondst om toetsenman en technicus Foster Paterson als een soort alter ego op het podium mee te nemen bleek meer dan geslaagd. De spanning tussen de twee muzikanten ontwikkelde zich als in een spiegelgevecht waarbij Martyn voortdurend gedwongen werd los te komen uit zijn naar binnen gekeerde rol. Hij doet je denken aan Joe Cocker, qua stem maar vooral ook in motoriek: op het autistische af staat daar iemand zijn pijn weg te zingen als door vreemde krachten beheerst.

Het is blanke soul en blues in optima forma, de sterke ritmische inslag en de trance-verwekkende herhalingen kunnen niet anders dan je omvertrekken. Als gitarist deed Martyn sterk denken aan Peter Green of Robin Trower: felle open akkoorden gelardeerd met sublieme solopassages.

Bovenal is Martyn een ijzersterke persoonlijkheid die in zijn gedrag nog het meest aan Captain Beefheart doet denken. Volstrekt zichzelf alsof het publiek er voor hem is in plaats van andersom. Dat nam niet weg dat hij gevoelig was voor de overenthousiaste zaal en toegift op toegift stapelde. Bijna drie uur intense warmte en kwaliteit die in de huidige popmuziek zo node wordt gemist. Wie weet wordt het weer tijd voor de solisten van weleer die net als Martyn de gouden draad blijven volgen.

sitenotes:
1 The man is right. Look here
This review was published in Trouw, Monday 11 February 1985.

Related to: