Door PETER KOOPS
AMSTERDAM, 11 april - Rond de Engelse zanger-gitarist John Martyn is in de loop der jaren een cultus ontstaan, die al heel wat stormen heeft moeten trotseren. Martyn begon zijn muzikale loopbaan in het midden van de jaren zestig als een traditionele folk-artiest. Gaandeweg ontwikkelde hij een stijl, die, met behoud van het folk-element, onder invloed stond van zijn verkenningstochten in de jazz, de oosterse muziek en de reggae. Ook de elektronische experimenten en de behoefte aan vergaande improvisaties, gaven blijk van Martyns eigenzinnige muzikale opvattingen.
Zijn elfde, nu al weer twee jaar oude lp, One World, wordt over het algemeen beschouwd als de meest geslaagde poging om technieken toe te passen die tot dusverre nauwelijks in relatie met folk werden gebracht. In het zoeken naar een eigen interpretatie heeft Martyn zich nooit door modieuze stromingen laten meeslepen. Een consequentie daarvan is wel, dat er binnen het 'grote' muziekgebeuren geen rol van betekenis voor hem zal zijn weggelegd. Martyn wekt nu niet direct de indruk daar rouwig om te zijn.
Om aanspraak te kunnen maken op de status van miskend talent, zal hij zijn hobbyisme trouwens moeten inruilen voor een geldingsdrang die hem meer kwaad dan goed zal doen. Hoewel Martyns activiteiten zich aan de waarneming van het grote publiek onttrokken, bestaat er, de weinige keren dat hij hier opduikt, toch een aanzienlijke belangstelling voor zijn concerten.
Hippiedom
Wie eenmaal voeling met deze cultusheld heeft, lijkt voorgoed aan hem verknocht. Dat verklaart de grote opkomst bij het solo-concert, dat hij gisteravond in de Melkweg in Amsterdam gaf. Voor iemand wiens achtergronden zo diep in het hippiedom liggen verankerd, was er geen betere lokatie en geen aandachtiger publiek denkbaar. Aandacht was zeker vereist, want de ingetogen speltrant en de hese, omfloerste stem van Martyn maakten dit optreden moeilijk te volgen. Met zijn ongearticuleerde gemummel is hij wel de laatste die het journaal voor gehoorgestoorden zou mogen voorlezen.
Alle gemoedelijkheid ten spijt, kon dit eenmansorkest nauwelijks een toonbeeld van efficiency genoemd worden. Het tempo werd vooral vertraagd door de lange voorbereidingstijd, die Martyn tussen de nummers nodig had om zijn gitaar bij te stemmen en om zijn simpele effect-apparatuur, waaronder een bandrecorder, op scherp te zetten. Juist in die langgerekte electronische vervormingen en zich voortdurend repeterende patronen, waarin Martyn nog het meest aan Robert Fripp deed denken, wist hij vaak geen maat te houden. Schakelde hij eenmaal op akoestisch over, dan diende zich nog weleens een nummer met mooie wendingen aan, zoals Certain Surprise.
Evergreen
Op het repertoire stonden verder onder meer Big Muff, een nummer dat Martyn samen met de reggae-coryfee Lee Perry schreef, de evergreen Singing In The Rain en May You Never, dat in de versie van Eric Clapton zijn grootste bekendheid kreeg.
Een doorslaand succes werd deze avond in slow-motion zeker niet. Daarvoor ondernam Martyn toch te veel pogingen om de klok tien jaar terug te draaien.
sitenotes:
This review appeared in the Arts section and was illustrated with a concert photograph by Lex van Rossen.